In een discussie over kernenergie tijdens het programma Op1 op televisie stelde Marc Harbers dat het jaren zou kosten om een zeecontainer met afval van de centrale in Borssele te vullen. Hierop werd gereageerd in de pers en op sociale media dat dit vele malen meer moest zijn. Zoals wel vaker hebben beide gelijk omdat de bewering wat aanvulling behoeft.
In volume is het meeste afval dat Borssele produceert zg. laag- en middelradioactief afval. Het onderstaand plaatje is uit het jaarverslag van EPZ, de eigenaar van de centrale.
Middel- en laagradioactief afval bestaat uit kleding, poetsdoeken, filters, gereedschappen, onderdelen etc. Dit afval gaat naar COVRA waar het wordt samengeperst, met beton overgoten en in vaten gedaan. Afhankelijk van de inhoud wordt dit bij COVRA voor 20 tot 60 jaar opgeslagen. Daarna is het niet langer radioactief en kan het worden verschroot. Het overgrote deel van het afval dat bij COVRA ligt opgeslagen is laag- of middelradioactief afval. Het meeste daarvan komt niet uit Borssele maar van de industrie, ziekenhuizen, laboratoria, etc.
Het hoogradioactieve afval van Borssele zijn de splijtingsproducten en de niet gespleten zware kernen die als bijproduct worden gevormd uit Uranium en Plutonium onder invloed van de vele neutronen in de reactorkern.
De kern van de reactor in Borssele bevat 40 ton Uranium en Plutonium. Elk jaar worden gemiddeld 28 brandstofstaven vervangen. Een brandstofstaaf weegt 300 kg; samen dus 8,4 ton.
In deze gebruikte brandstofstaven bevindt zich naast de splijtingsproducten nog veel niet gebruikte brandstof. In feite bestaat slechts 5% van de gebruikte brandstofstaven uit splijtingsproducten, i.e. 0,4 ton. Het afval is een mengel van een twintigtal elementen die allemaal een andere dichtheid hebben maar 0,4 ton afval is zeker minder dan 0,4 kubieke meter.
In het Franse La Hague worden deze splijtingsproducten gescheiden van het nog niet gebruikte splijtingsmateriaal. Daarna worden ze verhit en vermengd met vloeibaar glas waardoor een glazen blok ontstaat met binnenin het radioactieve afval. De splijtingsproducten gaan altijd terug naar de plaats waar ze werden geproduceerd, en in ons geval naar COVRA. Het omhullende glas absorbeert al een groot deel van de radioactieve straling. De rest van de straling wordt afgestopt in de wanden van speciale vaten, een soort grote melkbussen die in gaten in de betonnen vloer van COVRA worden bijgezet en afgedekt. Het in glas gegoten afval omvat 1,5 kubieke meter per jaar.
De meeste atoomkernen in dit afval hebben halveringstijden van enkele jaren tot enkele tientallen jaren. Een halveringstijd is de tijd die nodig is om de helft van de kernen te laten vervallen tot niet-radioactieve kernen. Als de halveringstijd tijd 10 jaar is is er na 10 jaar nog maar de helft radioactief, na 20 jaar een kwart, na 30 jaar een achtste, …. en na 100 jaar minder dan een promille. Na 10 halveringstijden is de radioactiviteit niet meer meetbaar en kan ook dit afval verschroot worden. De atoomkern met de langste halveringstijd in het afval is Cesium, 32 jaar. Na 200 jaar zijn eigenlijk alle andere kernen al vervallen tot niet-radioactieve kernen maar na 300 is ook de activiteit van het Cesium niet meer meetbaar. Bij COVRA mag het afval voor 100 jaar veilig worden bewaard. Aan het eind van deze eeuw moet een besluit zijn genomen over waar het de overige 200 jaar moet worden opgeslagen.
Maar hoe zit het dan met dat afval dat duizenden jaren radioactief blijft? In de reactorkern worden ook af en toe andere zware kernen gevormd die niet splijten. Deze bijproducten heten de actiniden en de bekendsten zijn plutonium, neptunium, ameritium en curium. Het zijn heel zeldzame elementen die in de natuur niet meer voorkomen omdat ze lang geleden al vervallen zijn. Er worden er ook maar heel weinig gevormd, gemiddeld 600 gram per ton kernbrandstof. In het geval van Borssele met z’n 8,4 ton brandstof is dat per jaar 5 kg. Het zijn vrijwel allemaal metalen die heel zwaar zijn en de 5 kg passen waarschijnlijk in 1 of 2 conservenblikken. Een element met een heel lange halveringstijd is heel weinig radioactief want anders zou het niet zo lang kunnen bestaan. Op dit ogenblik worden de actiniden samen met de splijtingsproducten verglaasd en opgeslagen.
Het gevoel bestaat dat deze heel lang levende elementen een groot gevaar betekenen voor de toekomst. Dat klopt echter niet met de werkelijkheid. In feite zijn de actiniden minder gevaarlijk dan de splijtingsproducten. Ze kunnen worden gescheiden van het andere afval en dan is de hoeveelheid miniem. Op dit moment worden ze samen met de splijtingsproducten verglaasd en bij COVRA opgeslagen. Plutonium wordt er in La Hague nog eerst uitgehaald omdat het opnieuw als brandstof te gebruiken is. Over 300 jaar, als de splijtingsproducten allemaal zijn vervallen naar stabiele kernen zijn de actiniden het enige dat nog een beetje radioactief blijft. In de toekomst met de nu in ontwikkeling zijnde nieuwe types reactoren zullen de actiniden na opwerking mee terug de reactor ingaan om verder te worden bestraald met neutronen en te worden omgevormd tot nog andere elementen die niet meer radioactief zijn.
Resumerend had Marc Harbers gelijk, het hoogradioactieve afval dat Borssele jaarlijks produceert, 1,5 m3, vult geen zeecontainer van 35 m3. Als echter het laag-radioactieve afval wordt meegerekend had het dit jaar (19 m3) en vorig jaar (28 m3) nog gekund maar in 2017 niet (39 m3). Maar eigenlijk is het alleen de 1,5 m3 die telt want dat bevat 99% van de radioactiviteit. Al die vaten laag radioactieve afval vertegenwoordigen 1% en hoeven eigenlijk niet eens in de container.